De juiste bandenspanning is van groot belang om veilig en comfortabel te kunnen autorijden. Een band kan alleen optimaal presteren wanneer deze voor voldoende stabiliteit en draagvermogen kan zorgen.
Hiervoor moet de bandenspanning correct zijn. Een te lage bandenspanning zorgt onmiddellijk voor minder stabiliteit, meer slijtage en een hoger brandstofverbruik. Bij een veel te lage bandenspanning kan de band zelfs oververhit raken en onherstelbaar beschadigd raken. Deze beschadigingen zijn niet altijd direct zichtbaar. Hierdoor kunnen levensgevaarlijke verkeerssituaties ontstaan. De bandenspanning dient bij voorkeur om de 14 dagen gecontroleerd te worden, op zijn minst één keer per maand. Vergeet daarbij niet de bandenspanning van de reserveband. Ook voor aanvang van lange reizen dient u de bandenspanning te controleren.
Controleer de bandenspanning bij voorkeur alleen wanneer de banden koud zijn. Om van koude banden te kunnen spreken moet er ten minste 2 uur niet gereden zijn of heel weinig en rustig. Heeft u toch al enkele kilometers afgelegd, houd er dan rekening mee dat er minstens 0,3 bar méér in de band moet dan de opgegeven adviesspanning. Verlaag de bandenspanning nooit wanneer de banden warm zijn. Dit veroorzaakt vaak een bandenspanning die beneden de adviesspanning komt. De bandenspanning moet in ieder geval per as altijd hetzelfde zijn. Vanzelfsprekend moet het ventiel voorzien zijn van een ventieldopje.
Volg altijd eerst het bandenspanningsadvies van de fabrikant van uw auto. Deze is te vinden in het instructieboek. Heeft u deze niet bij de hand, dan kunt u de bandenspanning vinden aan de binnenkant van de tankklep of in het portier van de bestuurder.